Albert Vander Elst SCJ

Onze spiritualiteit van Priesters van het H. Hart

 

Curia Generale SCJ

Roma - 2004

 

Onze spiritualiteit van Priesters van het H. Hart

  

 

Vrienden die met ons samenwerken stellen ons soms de vraag:

waarin bestaat jullie spiritualiteit? vanuit welke 'spirit', welke geest, welke bezieling werken jullie?

Een spiritualiteit laat zich niet gemakkelijk verwoorden. Wat volgt is een poging tot antwoord.

Wij leven in een wereld die onaf is. Een wereld waar harmonie en heelheid zoek zijn. Het scheppingsverhaal, in feite een soort blauwdruk van Gods bedoelingen met de schepping, vertelt ons hoe de Geest Gods orde en harmonie bracht in de oer-chaos. „En God zag dat het goed was”.

Onder de stuwing van de Geest gebeuren er inderdaad heel wat goede dingen in onze wereld. Maar er blijven ook heel wat duistere hoeken over, waar de Geest Gods nog niet is doorgedrongen. Waar het Licht nog niet is doorgedrongen. De mens leeft niet in harmonie met zijn milieu.

Hij heeft moeite om in vrede te leven met zijn medemensen. Hij leeft dikwijls in. onvrede met zichzelf.

Onze wereld is nog steeds een chaotische wereld.

Een wereld waar de onvrede van de mens met zichzelf, met zijn medemensen, met zijn milieu, leidt tot steeds meer geweld in de samenleving. Zowel psychisch en moreel als lichamelijk. Geweld in het gezin, in de werkkring, in het verkeer, tussen culturen en volkeren. Geweld ook vanwege de „brainstorming”, die de consumptiemaatschappij, de media en de reclame op de mens loslaten.

De wereld vandaag heeft een immense nood aan verzoening:

verzoening van de mens met zichzelf, met zijn medemensen, met zijn omgeving. En als christenen voegen wij daaraan toe:

verzoening ook met God als stuwende kracht achter alle vormen van verzoening.

Welnu, als Priesters van het H. Hart willen wij, samen met vele mensen van goede wil, werken aan verzoening.

Overal waar wij kunnen en met de middelen die tot onze beschikking staan.

Concreet willen wij opkomen, willen wij „hart en handen” hebben, voor mensen die te maken hebben met de ene of andere vorm van geweld, en die bijgevolg niet in alle vrijheid zichzelf kunnen zijn, mens kunnen worden zoals God het bedoeld heeft.

De mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, zegt de Schrift. Daar waar dit beeld geschonden wordt willen wij helend en genezend optreden. De gekwetste mens willen wij opnieuw recht helpen.

Dat is onze huidige opvatting van het begrip „liefde en eerherstel”. Een begrip dat onze oorspronkelijke spiritualiteit typeerde, maar dat nu dient her-taald te worden.

Onze betreurde pater Ludo Loyens noemde het treffend: „spitten naar leven”

Want verrijzenis dient nu te gebeuren, niet alleen in het hiernamaals. De opgestane Heer wil dat mensen nu opstaan uit on-vrijheid en verknechting.

De bron en de kracht van ons handelen trachten wij te vinden bij Jezus van Nazaret die zei : „Ik ben gekomen opdat zij zouden leven en leven in overvloed”.

Dit woord van Jezus was vooral bedoeld voor de mensen naar wie zijn voorkeur uitging : de mens die overhoop ligt met zichzelf, die „geen stem heeft in het kapittel”, die verdrukt en uitgesloten wordt, die zich verlaten voelt door God.

Aan al deze mensen wilde Jezus de onvoorstelbare goedheid van Gods Hart openbaren.

Daarom trad Hij overal genezend, helend en vergevend op, gaf Hij mensen een identiteit en een plaats in de samenleving. En zo bracht Hij hen tot verzoening met zichzelf, met de anderen en met God.

In zijn laatste boek „Beelden van Jezus”(Lannoo, 2002) legt de bekende geestelijke auteur Anselm Grün er sterk de nadruk op dat Jezus vanwege God tot ons gekomen is om ons op de eerste plaats te verzoenen met onszelf. Want dat is toch de onoverkomelijke voorwaarde om tot verzoening te kunnen komen met de anderen. Wie overhoop ligt met zichzelf ligt ook overhoop met zijn medemens. Wie zijn eigen weg niet vindt, vindt ook de weg niet naar de medemens.

Als wij zeggen dat Jezus gekomen is om ons te „verlossen”, dan betekent dit dat Hij ons komt bevrijden van al wat on-vrij maakt, van al wat ons belet „heel” te worden en anderen „heel” te maken. En dat laatste is dikwijls te zoeken in onszelf. Wij zitten vb. met schuldgevoelens die wij maar niet kwijt raken, wij kunnen onszelf niet aanvaarden zoals wij zijn, het verleden met zijn frustraties speelt ons parten, wij kijken te veel naar wat anderen van ons denken en verwachten.

En ga zo maar door …

Ik denk hier aan wat Roger Burggraeve schrijft over wat hij noemt „verlossing op het niveau van de verantwoordelijkheid in de eerste persoon” („Eigen-wijze liefde”, Acco, 2000).

Bij zijn bespreking van de welbekende parabel van de barmhartige Samaritaan merkt hij op dat die drie, de priester, de leviet en de Samaritaan, op weg waren elk naar hun eigen doel, volgens hun eigen planning.

Zij zijn het beeld van elke mens die zijn bestaan probeert te realiseren. Elke mens wordt van binnen uit gedreven om te slagen in het leven. Hij wordt gedreven om een gelukkig en geslaagd leven te realiseren.

Roger Burggraeve noemt dat „de verantwoordelijkheid in de eerste persoon”, namelijk de verantwoordelijkheid die ik heb jegens mezelf om mezelf zo goed mogelijk te ontplooien. De voorwaarde evenwel om die verantwoordelijkheid te kunnen opnemen is dat ik voldoende vrij ben, dat ik voldoende autonoom mezelf kan zijn. Met andere woorden, dat ik niet gebonden ben, dat ik niet overgeleverd ben aan vreemde invloeden binnen en buiten mij, die mij verhinderen vrij mezelf te zijn.

Verlossing op het niveau van de verantwoordelijkheid in de eerste persoon betekent dan dat ik mijn geblokkeerde of geschonden vrijheid terugvind.

Dat ik weer voldoende ademruimte en energie krijg om over mezelf vrij te beschikken.

Welnu, als christenen geloven wij, dat wij onze persoonlijke vrijheid kunnen terugvinden, niet alleen door de ene of andere therapie, maar ook en vooral door wat ik noem „de genade van het geloof”.

Een genade die ons geschonken wordt vanwege Jezus, de opgestane Heer, die wij onze Redder en Verlosser noemen.

Die genade bestaat hierin dat ik geloof, dat er Iemand is die mij onvoorwaardelijk bemint. Iemand die geen voorwaarden stelt aan zijn liefde. Die mij neemt zoals ik ben, met mijn goede en minder goede kanten, met mijn mogelijkheden en mijn opgelopen kwetsuren. Om van daar uit met mij op weg te gaan naar een zinvol en geslaagd bestaan.

Wellicht is dat de diepste en mooiste ervaring die een mens kan meemaken: de ervaring van zich onvoorwaardelijk bemind te weten, niet omwille van je talenten of je geld, maar alleen om wat je bent, en dat ondanks je beperktheden, je zwakheden, je mislukkingen.

Zulke ervaring geeft je vleugelen, geeft je het verlangen en de energie om op je beurt gratuit goed te zijn voor anderen. Zij brengt je in contact met God als bron van liefde en maakt je zo opnieuw vrij om het goede te doen.

Dat verstaan wij als gelovigen onder het woord „verlossing”. In deze onvoorwaardelijke liefde geloven brengt een fundamenteel vertrouwen met zich mee, naar de toekomst toe. Je leert leven in overgave, 'kome wat komt'.

Je zou het kunnen vergelijken met het warme gevoel van veiligheid en vertrouwen van een kind, dat door zijn vader en moeder gewenst is en bemind wordt zoals het is. Of, zoals een meisje van zestien het uitdrukte tijdens een gesprek van jongeren met kardinaal Godfried Danneels:

„Wat is geloven voor mij? ”-„Dat ik in de handen ben van Iemand die voor me zorgt, die mijn vader is. Dat ik blij en hoopvol mag zijn omdat ik word gedragen door iemand die groter is dan ik, wat er ook gebeurt. ”

In deze onvoorwaardelijke liefde geloven helpt je mild, vergevensgezind, onverdeeld goed te zijn voor je medemens. „Wees onverdeeld goed zoals jullie Vader in de hemel onverdeeld goed is”. (Matheus 5:48)

Het is de basis van de authentieke verzoening met jezelf en met de anderen.

Als Priesters van het H. Hart leggen wij daarom sterk de klemtoon op deze onvoorwaardelijke en dus uiteraard trouwe liefde van Gods'Hart zoals zij ons geopenbaard is in de persoon en het leven van Jezus van Nazaret.

Vertrouwen, overgave, mildheid, vergevensgezindheid, streven naar verzoening, zijn trefwoorden uit onze spiritualiteit van Priesters van het H Hart.

Martin Luther King zei ooit: „Wie niets heeft waarvoor hij bereid is te sterven, heeft ook niets om voor te leven. ” Jezus was bereid te sterven voor datgene waarvoor Hij geleefd had.

Als Priesters van het H. Hart zien wij zijn liefde „tot het uiterste”(Joh 13:1) treffend verbeeld in zijn doorstoken zijde op het kruis. Toen Hij daar de geest gaf, gaf Hij ook meteen de goede Geest aan al wie Hem wil volgen op zijn weg. „Zoals de Schrift zegt : uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien. Hiermee doelde Hij op de Geest die men zou ontvangen als men tot geloof in Hem kwam”. (Joh 7:39)

In zijn tijd trachtte onze Stichter, pater Leo Dehon, de weg van Jezus te volgen door op te komen voor wat hij noemt „de kleine en nederige mens” : jongeren, fabrieks- en landarbeiders, in één woord kwetsbare mensen.

Hij ijverde voor maatschappelijke structuren die deze mensen tot hun recht laten komen. Liefde en rechtvaardigheid gingen voor hem vanzelfsprekend hand in hand.

Hij wou ziekmakende levenspatronen uit de weg ruimen zodat mensen gaaf kunnen worden en „heel”, zoals de Schepper het bedoeld heeft. Hij wou hun de ogen openen, hen bevrijden van de zinloosheid van het bestaan, hen helpen de weg te ontdekken waarop hun leven „lukt”.

Daarom hechtte hij veel belang aan de integrale vorming van mensen: intellectuele, morele, sociale, spirituele vorming. „Une tête bien faite” was voor hem van primordiaal belang. Mensen vormen die hun verworven vrijheid ten dienste stellen van de medemens en van de samenleving.

Een ander aspect waaraan pater Dehon veel belang hechtte is „verbondenheid”.

Eén van de kernwoorden van zijn spiritualiteit luidt :

„Sint Unum” . Hiermee verwijst hij naar een woord van Jezus:

„Dat ze allen één mogen zijn. Zoals U, Vader in Mij bent en 1k in U, zo moeten zij in Ons één zijn, zodat de wereld kan geloven dat U Mij gezonden hebt. ”(Joh. 17:21)

Verbonden leven met mensen getuigt van. God die zelf verbondenheid is : Vader, Zoon, en Geest, en die een verbond heeft willen sluiten met ons mensen.

Daarom is verbondenheid een belangrijk begrip voor christenen. Maar niet alleen voor christenen, ook voor elke mens. Mensen zijn door en door relationele wezens. Zij kunnen slechts tot ontplooiing komen dankzij relaties.

Door verbonden en verbindend te leven kan een gemeenschap zin aanreiken aan mensen, die zich uitgesloten voelen, niet meetellen.

Jean Vanier, de stichter van de Arkgemeenschappen, zei in dit verband :

„De grootste schat van de mensheid is relatie in de zin van verbondenheid. ”

En Martin Buber, een bekende theoloog, schreef:

„Hoe meer een samenleving verovert en bezit, bezig is „dingen” te kopen en te verkopen, des te meer riskeert ze te vergeten dat verbondenheid de ware schat van de mensheid is”.

In een tijd als de onze, getekend door een verregaande individualisering en fragmentisering, is verbondenheid een zeer actueel begrip.

Op het persoonlijke vlak spoort het aan om aandacht te hebben en zorg voor iedere mens, wie hij of zij ook weze, van welke huidskleur, ras, taal of godsdienst ook.

Op het maatschappelijke vlak legt het sterk de nadruk op het belang van het middenveld en op al wat mensen uit hun isolement kan halen.

Voor ons, volgelingen van pater Dehon, komt het er in onze tijd op aan deze evangelische wegen van verzoening en verbondenheid te volgen in functie van de noden en verwachtingen van de mens van vandaag.

Zo zijn de Priesters van het H. Hart wereldwijd werkzaam op allerlei terreinen:

- opkomen voor alles wat gemeenschap, verbondenheid onder mensen kan bevorderen,

- het herstellen van de mens in zijn waardigheid door op te komen voor sociale rechtvaardigheid, meer bepaald door mee te werken aan het tot stand komen van een humane mondialisering.

- aanwezig zijn in de wereld van armen en marginalen, vluchtelingen, drugverslaaf den, ex-gevangenen.

- als missionaris aan ontwikkelingswerk doen, bij voorkeur in de armste gebieden.

- zich inzetten voor de integrale vorming van jonge mensen in scholen en bezinningscentra, met een bijzondere nadruk op de gewetensvorming in een tijd als de onze waar essentiële menselijke en christelijke waarden in vraag worden gesteld.

Om het in al deze opdrachten vol te houden proberen wij als volgelingen van pater Dehon ons open te stellen voor de Geest van. de opgestane Heer:

- door een bezinnend contact met de Schriften

- door het dagelijks vieren van de Eucharistie waar de opgestane Heer ons zijn gegeven-zijn tot het uiterste meedeelt in de tekenen van brood en wijn

- door een dagelijks moment van aanbidding waar wij de noden van mensen voor de Heer brengen.

- door een bijzondere aandacht en zorg voor de gastvrijheid en de hartelijkheid in ons samenleven als gemeenschap. „Waar twee of meer samenzijn in mijn Naam ben Ik in hun midden”.

Zo proberen wij in onze inzet, in ons gebed en in ons samenleven in te gaan op wat Jezus het meest ter harte ging : een innige vereniging met God zijn Vader, een radikale toewending naar de „gebroken” mens, een onthalen van elke mens in de tafelgemeenschap van het Rijk Gods.

Voor ons zijn die drie één en hetzelfde in dezelfde Geest.

Tot slot nog dit:

zoals je kunt merken leggen wij als Priesters van het H. Hart een sterke nadruk op de menselijkheid van onze God wiens Zoon is mensgeworden. De mens gaat God ter harte.

Niets menselijks mag ons vreemd zijn.

Voor ons is dan ook mensendienst godsdienst en godsdienst mensendienst.

Daarom trachten wij, zoals onze Leefregel het verwoordt:

„op profetische wijze van de liefde te getuigen „en dienaars te zijn van de verzoening

„van mens en wereld in Christus. (nr. 7)